Koosje schrijft 2022
Balans - Z
Zalig zij
Zalig zij die me aanvaarden ook al ben ik dan bejaard.
Die me in m’n daaglijks leven zorg en ongemak bespaart.
Zalig zij die het beseffen dat ‘k ze niet zo goed versta
en die het gewoon negeren als ‘k ‘n stommiteit bega.
Zalig zij die me vergeven als ik niet hun naam meer ken.
Die me heel goed laten merken dat ik nog onmisbaar ben.
Zalig zij die willen helpen als het misgaat met m’n werk.
Die me gaarne vergezellen om te bidden in de kerk.
Zalig zij die voor me zorgen ook al duurt het jarenlang.
Me vertroetelen en troosten als ik eenzaam ben of bang.
Zalig zij die van me houden ook al ben ik hen tot last
en die op me blijven passen ook als ‘t hen ns ooit niet past.
Zalig zij die met mij samen nog eens terug gaan in de tijd
en die met me blijven praten al ben ik de draad eens kwijt.
Zalig zij die me als mens zien met m’n vreugde en m’n pijn.
Die me heel goed laten voelen dat ‘k niet eenzaam hoef te zijn.
Zeemeermin
‘n Visser zat eens in zn boot,
‘n hengel in de hand.
Dreef turend naar z’n dobbertje
steeds verder van de kant.
Ineens dook uit de golf naast hem,
‘n schitterende vrouw.
‘t Was min of meer ‘n zeemeermin,
dat zag hij aan haar bouw.
Het schepsel zeer verleidelijk
vroeg vleiend: ga toch mee.
De meeste vis die vind je,
in het diepste van de zee.
De visser niet de slimste,
nam ‘n aanloop, sprong en zonk.
‘n Plons, dat was het allerlaatste,
wat van hem weerklonk.
Zeven wereldwonderen
‘n Auto, die stopt voor ‘n zebrapad.
‘n Voetbalmatch, zonder vandalen.
‘n Krant, die alleen ‘t goede nieuws bevat.
‘n Foutloze Dikke van Dale.
‘n Regen, die enkel des nachts maar valt.
‘n Kater, die slechts thuis zal kakken.
‘n Ouwjaarsavond, die niet wordt verknald.
door vuurwerk- of drankongemakken.
Zalig zij die me aanvaarden ook al ben ik dan bejaard.
Die me in m’n daaglijks leven zorg en ongemak bespaart.
Zalig zij die het beseffen dat ‘k ze niet zo goed versta
en die het gewoon negeren als ‘k ‘n stommiteit bega.
Zalig zij die me vergeven als ik niet hun naam meer ken.
Die me heel goed laten merken dat ik nog onmisbaar ben.
Zalig zij die willen helpen als het misgaat met m’n werk.
Die me gaarne vergezellen om te bidden in de kerk.
Zalig zij die voor me zorgen ook al duurt het jarenlang.
Me vertroetelen en troosten als ik eenzaam ben of bang.
Zalig zij die van me houden ook al ben ik hen tot last
en die op me blijven passen ook als ‘t hen ns ooit niet past.
Zalig zij die met mij samen nog eens terug gaan in de tijd
en die met me blijven praten al ben ik de draad eens kwijt.
Zalig zij die me als mens zien met m’n vreugde en m’n pijn.
Die me heel goed laten voelen dat ‘k niet eenzaam hoef te zijn.
Zeemeermin
‘n Visser zat eens in zn boot,
‘n hengel in de hand.
Dreef turend naar z’n dobbertje
steeds verder van de kant.
Ineens dook uit de golf naast hem,
‘n schitterende vrouw.
‘t Was min of meer ‘n zeemeermin,
dat zag hij aan haar bouw.
Het schepsel zeer verleidelijk
vroeg vleiend: ga toch mee.
De meeste vis die vind je,
in het diepste van de zee.
De visser niet de slimste,
nam ‘n aanloop, sprong en zonk.
‘n Plons, dat was het allerlaatste,
wat van hem weerklonk.
Zeven wereldwonderen
‘n Auto, die stopt voor ‘n zebrapad.
‘n Voetbalmatch, zonder vandalen.
‘n Krant, die alleen ‘t goede nieuws bevat.
‘n Foutloze Dikke van Dale.
‘n Regen, die enkel des nachts maar valt.
‘n Kater, die slechts thuis zal kakken.
‘n Ouwjaarsavond, die niet wordt verknald.
door vuurwerk- of drankongemakken.