Bossche Monumenten 2021
Auteur: Ed Hupkens |
127. Verzekeringen, boeken en schilderijen
Het pand Choorstraat 14-16 gezien vanaf de Parade. Foto: Josephine Peren
Museum Slager is gevestigd in het pand op het adres Choorstraat 14-16. De architecten A.J. van Kempen en J.G.Th. Aerden hebben het in 1903 in neorenaissancestijl opgetrokken, voormalige kantoorgebouw ontworpen voor de in 1838 opgerichte Maatschappij van Brandverzekering voor het Koninkrijk der Nederlanden. Boven het kantoor bevond zich een bovenwoning voor de procuratiehouder van de verzekeringsmaatschappij. Aan de achterzijde van het gebouw, aan het Sint-Janskerkhof, bevond zich een conciërgewoning. In oktober 1936 nam de Openbare Leeszaal en Boekerij op R.K. Grondslag het pand in gebruik. Sinds april 1976 functioneert het complex als museum. Vanaf mei 2001 staat het geregistreerd als rijksmonument.
Het onderkelderde gebouw heeft een rechthoekige plattegrond. Het bouwwerk is samengesteld uit drie delen: aan de voorzijde een tweelaags bouwdeel, waarin de bovenwoning, onder een plat dak met schilden. Hierachter is een smaller, éénlaags bouwdeel onder plat dak voor de personeels- en archiefruimtes. Hierin is later een daklicht aangebracht. Aan de achterzijde van het pand bevindt zich een smal, L-vormig, tweelaags bouwdeel onder schilddak, waarin de conciërgewoning was aangebracht. De bakgoot is geprofileerd en heeft consoles. De gevels zijn opgetrokken in rode verblendsteen met speklagen, hardstenen plinten en cordonlijsten.
De voorgevel heeft een driedelige compositie. Rechts een gevelpartij van twee traveeën, links hiervan een twee traveeën tellend risaliet met trapgevel. Geheel links is een smallere gevelpartij met dubbele ingangspartij. Deze ingang heeft twee gescheiden paneeldeuren met smeedijzeren traliewerk. Bovenlichten in glas-in-lood. Boven de dubbele ingangspartij zijn een tegeltableau met de tekst ‘Maatschappij van Brandverzekering voor het Koninkrijk der Nederlanden – Anno 1838’ en een Rijkswapen tussen olijfbladdecoratie. De voorgevel heeft T-vensters met natuurstenen fronton. In het risalerend deel zitten kelderramen met diefijzers, ter hoogte van de eerste verdieping een houten, driezijdige erker op een hardstenen uitkraging.
In de trapgevel zijn een stolpvenster en twee natuurstenen gevelstenen met de jaartallen 1838 en 1903 geplaatst. De trapgevel is versierd met twee hoekpilasters en een overhoeks geplaatste middenpilaster, bekroond met natuurstenen obelisken. De achtergevel van de bovenwoning kijkt uit op een dakterras. In het midden hiervan zit een dubbel openslaande, beglaasde deur met bovenlicht naar de keuken. Geheel rechts in de achtergevel is een kleine uitbouw onder plat dak. Het trappenhuis is hoger opgetrokken en heeft een boogvenster met in een boogvorm gerangschikte roeden. De achtergevel van de conciërgewoning heeft twee ingangen, de woning is voorzien van schuiframen.