Ruud

In een klein dorpje in de Kempen, woonde Achmed als knecht bij een niet zo geweldig groot boerenbedrijf . Achmed was een weesjongen uit een piepklein gehuchtje waarvan de naam door een Nederlander niet uit te spreken was, ergens in de bergen van Marokko. Ondanks het nou en dan opkomende heimwee had Achmed het reuze naar zijn zin, tussen de gewone boerenmensen, waar hij dagelijks mee om ging. Voordat hij naar het platteland ging, had hij een paar jaren in een grote stad gewoond, maar aan die tijd daar, had hij niet zo’n prettige herinneringen overgehouden.

Ook de boerenjongens konden goed overweg met de jonge Marokkaan, die niet te lui was om te werken en waar je mee lachen kon omdat ie zo krom praatte.

Omdat hij de enige moslim was in de wijde omgeving en er geen eenpersoons-moskeeën bestonden, ging Achmed iedere zondag met een paar vrienden mee naar het kleine kerkje in het dorp. Hij keek en luisterde vol aandacht naar de misgezangen en de bewegingen van de ceremonie. Hij merkte op dat de mensen, zowel groot als klein, vol aandacht en eerbied de misgebeden volgden. Op dezelfde manier had hij dat als jongeling van de imam geleerd. Hij vroeg zich af waar die vijandschap vandaan kwam die telkens opnieuw, tussen de verschillende religiën, oplaaide en nam zich voor om hieraan niet aan mee te doen, overtuigd dat zijn oude vrienden in Marokko dat ook nooit zouden doen. Wat, vroeg hij zich af, kon de reden zijn van die haatgevoelens en waarom konden alle mensen niet in vrede met elkaar omgaan. Iedereen mocht er toch zeen eigen opvattingen op nahouden en tegelijk de mening van andersdenkenden respecteren.

Misschien is dat te simpel geredeneerd, dacht Achmed, maar het garandeert wel een vrediger wereld. Hij had wel eens ooit gehoord dat er bij de Islam fanatiekelingen waren die de Koran uitlegden als een bloeddorstig boek, maar er niet zo veel geloof aan gehecht. Echter na de toenemende series krantenberichten en TV-bulletins over de jihad van de laatste tijd werd zijn rustige leventje flink door elkaar gehutseld en begon hij zich te schamen dat hij moslim was.

Heel voorzichtig begon hij een dialoog met zijn vrienden uit het dorp, omdat hij dacht dat zij hem ook zagen als een jihadstrijder, maar die wilden daar niets van weten. Ze zeiden: “Gij bent heel anders dan die halve zolen die ge op de teevee tekeer ziet gaan.”

Laten we hopen dat deze kleinschalige aanpak een voorbeeld is voor een uitgebreider vervolg! Misschien dat ons opoes simpele goede raad daarbij een handje helpt: ‘Wat gij niet wilt wat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.’