Koosje schrijft

De Boekenweek 2025 zal je niet ontgaan zijn. Dit keer is het thema ‘Je moerstaal’.
Je moerstaal of te wel je moederstaal is de taal die je tijdens je vroegste jeugd, nog voordat je naar school ging, werd aangeleerd. Dat was bij ons het Alphense dialect.

In dit stukje hieronder ga ik bij het schrijven op mijn gehoor af. Ik probeer bij dit dialect zoveel mogelijk de uitspraak te volgen omdat de juiste schrijfwijze een studie apart is. Per kilometer kan een uitspraak immers anders zijn. 😊

Denkend aan vruger ..  zie ik opa zitten op een stoel langs het schuurtke. Immer gekleed in zijn massjesterse boks en boezeroen pruimde hij de tabak en de tijd weg.  Ons pap was net als opa ook vroeg uit de veren want de kalveren moesten gewetterd worden. Daarna was het melkenstijd, hij reed met de ponnie en de platte kar naar de koeien. Het melkvee stond in het veld, in een wei vlakbij de wettering. Met volle melktuiten met romme kwam hij thuis.
Na het melken werd het tijd voor een kumke koffie. Het moment waarop wij als kinderen het zeuren gingen inzetten: ’mag ik een kuukske, of snuupke?’ Ons mam hield dat af met de woorden ‘su me denne.’  We wisten dat wat later  een bulleke mit snuupkes op tafel zou komen. We kregen één snuupke de man; kas en koal verwennen was er niet bij.
Een enkele keer kwam er iets vreemds op tafel en riep er iemand: ‘wa’s da vur greei?’ In ons gezin met zes kinderen was er nog wel eens reuring . Knoeien was aan de orde van de dag. De schottelslet en het stofverken waren nooit ver weg.

Retsen
Thuis zijn en gewoon doen was aan de orde van de dag; veul retsen buiten de deur daar hielden mijn ouders niet van. Ze wilden geen gehaaibaai. Veul verbeelding daar hielden ze ook niet van, je werd dan al snel een verwaande trien genoemd. Moeder vond zoiets irritant:  ‘dat is zo strèèlig. Maar dat kan ook strijelijk geweest zijn.
Overdag werd er veel gespeuld, maar soms moesten de handen uit de mouwen. Dan hielpen Toon en Henk, die al droog achter de oren waren, ons pap met het rooien van piepers of het slachten van een kiep. Jan moest de deel aanvegen en ik als meske had als vaste taak het grind te griezelen en het opschudden van de bedden. Ab en Bennie hingen aan de rokken van ons mam.
Wat later liepen de broers meestal achter een bal aan. Niemand speulde daarbij voor spek en bonen mee. ‘Nor vurre en breed houden,’ was het motto.
Luiheid werd niet gewaardeerd, je moest niet te lang op de mik zitten. Nee, stilzitten was er niet bij. Er was altijd wel werk onder de hand. Moeder gaf daarbij het goede voorbeeld, ze zat vaak achter de naaimesjien. Ze was dan druk in de weer met het omzeume van een rok of boks.

Gossimijne
Maar een ding had bij ons mam voorrang en dat was de kerrek en het op tijd zijn in de mis. Het  vertrek werkte meestal op haar zenuwen. Dan treuzelde een van de kinderen, dan riep ze wanhopig: ‘Da riemen we niet!’ Gevolgd door ‘gossimijne’ of ‘godsamme.’

Met grote haast fietste ze weg met achterop de pakkendrager een van de jongsten.

Dank aan eenieder die inspiratie gaf bij het schrijven van deze blog.

@ 2025 Koosje