Bossche Straten 2015
188. Mannen van staal - Wijk 't Zand -2-
Auteur: Ed Hupkens Met dank aan de Werkgroep Toponymie, Kring Vrienden van 's-Hertogenbosch |
Graafmachine ‘IJzeren Man’ bij de uitgravingen van zand in Vught ten behoeve van het uitbreidingsplan Het Zand in ’s-Hertogenbosch.
Anno 1890. Foto: SA nr. 0005037
Met de Vestingwet van 1874 was ’s-Hertogenbosch zijn status als vestingstad kwijtgeraakt. De stad mocht gaan bouwen, ook buiten de stadsmuren. Toch wilde het stadsbestuur eerst een ander probleem oplossen: de elke winter terugkerende overstromingen met dito wateroverlast. Na de bouw van keersluizen op alle doorgangen van de Binnendieze en een groot stoomgemaal bij de Grote Hekel, was het waterpeil in de binnenstad beheersbaar geworden. Het centrum was tot stadspolder geworden, men kon aan de zo gewenste en noodzakelijke stadsuitbreiding beginnen. De keuze voor de nieuwe stadsuitleg viel op de westzijde van de stad, hier lagen al een spoorweg en een spoorweghaven. Het bouwterrein bestond uit dertig hectaren laaggelegen, drassig moerasgebied. Dat hele domein plus de restanten van vestinggrachten en militaire voorwerken moesten gemiddeld met ongeveer vier meter worden opgehoogd. Het benodigde zand – ruim 840.000 m3 – werd tussen 1889 en 1893 uit de Vughtse heide afgegraven. Dat gebeurde met een excavateur, een grote graafmachine op wielen met de naam IJzeren Man. Via een spoorlijntje werd het zand met kiepwagentjes naar het op te hogen terrein gebracht. De wijk ’t Zand dankt haar naam aan deze zandophogingen. De bebouwing loopt sterk uiteen. Er staan – of hebben gestaan – herenhuizen, vrijstaande stadsvilla’s, arbeiderswoningen, kerken, kloosters, scholen, kantoren en bedrijfsruimten. De wijk kent een grote variatie aan bouwstijlen: neoclassicisme, neorenaissance, chaletstijl, jugendstil, art deco, neogotiek, Amsterdamse school. In relatief korte tijd (1889-1914) was, begrensd door de Dommel en de spoorlijnen, een wijk ontstaan die toentertijd als een van de fraaiste stationswijken werd beschouwd.