Koosje schrijft 2020
Een sukkel
‘Ik ga je inmaken oma,’ riep hij terwijl hij de controllers voor het spel uit de kast haalde.
‘Oké, kom maar op, dat zullen we nog wel eens zien!’
Mijn ervaring met Super Mario dateert van eind vorige eeuw, toen mijn zoon Hans dertien jaar was. Samen speelden we het spel Super Mario 64 op een raceparcours. De race was snel ten einde, in de aanloop naar de eerste bocht vloog ik uit de bocht. Mijn racewagentje kermde in de bosjes.
En nu werd ik uitgenodigd door Rowan van vers zeven jaar. De controllers zagen er wat kleiner en een stuk moderner uit. Met gemak sloot hij bekabeling op de televisie aan en zette het keuzemenu voor. Het spel Mario & Sonic op de Olympische Spelen TOKYO 2020 opende zich. Een scala aan sporten kwam langs: schoonspringen, boogschieten, zwemmen, hardlopen, tafeltennis, hockey, je noemt het maar.
‘Wie wil jij zijn oma?’ Ik keek op het scherm naar de vreemdsoortige types. De immer snelle Waluigi was er al uit, die had hij. ‘Doe jij maar Daisy,’ zei hij toen ik wel erg treuzelig was in mijn keuze.
We stonden aan de start voor de honderd meter hardlopen. Dat leek me simpel, gewoon vooruit lopen en zo hard mogelijk drukken op knopje A. Rowan alias Waluigi was al eeuwen binnen terwijl mijn sportief in het rose geklede Daisy sukkelend over de streep huppelde. Het was een slagveld, ik had veel hordes niet gezien. Nee deze race kon ik niet op mijn conto schrijven.
Het schoonspringen bracht ook geen medaille. Regelmatig belande Daisy met haar frêle lijf plat op het water, dat gaf weinig punten. ‘Sukkel je moet beter drukken,’ riep Rowan vol vuur uit. Ik kreeg het er heet van.
‘Dan nu maar de autorace’, daagde Rowan mij uit. Zoef, hij was al uit het zicht terwijl ik het gas van Daisy indrukte. Het viel niet mee. Gelukkig waren er de stootborden die me redelijk in het parcours hielden. Het tijdverschil heb ik in mijn hoofd geblokkeerd. Maar ik behaalde op de OS 2020 toch maar mooi een tweede plek. Waluigi gaf me op het podium alle credits. Wat was ik daar blij mee.