Bossche Monumenten 2021
Auteur: Ed Hupkens |
093. Bisschoppelijk paleis aan de Parade
De voorgevel van het Bisschoppelijk paleis gezien in de richting van de Peperstraat. Anno 1960. Foto: Erfgoed ’s-Hertogenbosch nr. 0040463
Op de plaats van de huidige gebouwen aan de Parade 10 en 11 stonden in de middeleeuwen enkele kleinere panden die uitkeken op het Groot Begijnhof en vanaf de 18e eeuw op de paradeplaats voor militairen. Al deze panden waren in eigendom van Samuele Theophile Smits-van Voorburgh, die zij liet afbreken. De stadsarchitect A. Verhellouw bouwde op deze plek twee grote, particuliere woonhuizen in respectievelijk 1769 en 1776 in een late barok- ofwel Lodewijk XV-stijl (rococo). De staat kocht in 1827 beide panden om ze te bestemmen tot bisschoppelijk paleis. Door protestants verzet en de opstand van België in 1830 kwam hier aanvankelijk niets van terecht. Het complex werd van 1830 tot 1833 in gebruik genomen als kazerne en tot 1839 als militair hospitaal. Daarna werd Parade 10 een openbare lagere school. Pas in 1864, elf jaar na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie, maakte bisschop Zwijsen er zijn ambtswoning van. In 1933 werden Parade 10 en 11 samengevoegd. In Parade 11 werden allerlei diensten van het bisdom ondergebracht, zoals financiën, secretariaat, archief, onderwijs, catechese, jeugdwerk, communicatie. Parade 10 bleef woning, werkruimte en representatieve ontvangstruimte van de bisschoppen.
Het bisschopshuis heeft twee rijk versierde ingangstraveeën en een kroonlijst met fraaie consoles. De hardstenen plint is versierd met cartouchepatronen. In de gevel zijn schuiframen met klossen en druppen onder de wisseldorpels en met waaierzwikken. De oorspronkelijk kleinere vensters zijn in de 19e eeuw vervangen door de empirevensters met halfronde bovenramen. Aan de rechterkant bevindt zich het gepleisterde, classicistische koetshuis. Boven de ingangsboog bevindt zich een cartouche met een bisschopswapen.
Aan weerszijden van de brede, lange gang bevinden zich grote kamers. Links een spreekkamer en de werkkamer van de bisschop. Rechts de ontvangstkamer en eetzaal. Achter in de eetzaal is een deur die naar een hal leidt, die weer aansluit op de gang. Deze loopt door tot in een achterhuis waar zich een grote keuken, de ‘zusterskamer’ en een bijkeuken bevinden. De privékapel is op de eerste verdieping. In de grote salon hangen geschilderde portretten van bisschoppen. Het fraaie rococo trappenhuis bevindt zich in het achterhuis. Halverwege de trap is een bordes met een glas-in-loodvoorstelling van Maria met de Sint-Jan. Furore Teutonico deletum staat in het raam te lezen: vernield door de Germaanse razernij. Sinds 1989 een rijksmonument.